HEERSCHZUCHTIGEN

Heerschzucht'gen, die Vrede uit uw harten sluit,
Dus spreken de Volkren uw vonnis uit:
Gehuicheld, ontheiligd uw liefde voor recht,
De leus die gij roemt, de bee die gij zegt!
Is uw heil ons heil, uw nut ons nut?
Zijt gij zout in ons brood of een staak in onz' hut?
Wat dienst is uw dienst en wat hebt gij gedaan
Om te vergen ons bloed en met honger te slaan?
Gij zaait noch gij maait en gij slaapt in den oogst;
Toch wolken te winter uw schouwen het hoogst,
Toch perst gij den wijn in het schallende huis
Der weelde. Den Heere laadt gij een kruis
Op den rug, en draagt er een, knechts, op uw borst.
Uw zolen zijn rein en uw zielen bemorst.
En leiden ons, gij, die geen wegen ziet?
Heerschzuchtigen, gaat: wij kennen u niet.



40 De Noodhoorn. Vaderlandsche liederen, Utrecht 1916, 63 p.
20 Vaderlandsche liederen, Volksuitgave, Anderlecht 1917, 48 p.
28 De Noodhoorn. Tweede uitgave, Tielt en Amsterdam 1927, 98 p.
37 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
15 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.