HET DONKERT LANGS DE WANDEN, DONKERT IN DE KRUINEN

Het donkert langs de wanden, donkert in de kruinen.
Hoevele dagen liggen tusschen
de wonderbare stonden in de gouden tuinen
en onze laatste kussen?

Hoevele vreugden tusschen 't eerste groote ontmoeten
en 't stille van ons jongste scheiden?
Wij keerden om en keken, om opnieuw te groeten,
wel tienmaal allebeiden.

Wel tienmaal allebeiden, allebeiden samen.
Ik volgde met mijn hart en oogen.
Maar toen de klare tranen in uw oogen kwamen,
bleef 't lachen bij een pogen.

Mij dunkt, met uwe handen sta ik in mijn handen.
Wie kan u mijne liefde ontrukken?
Het donkert in de kruinen, donkert langs de wanden.
Uw handen blijf ik drukken.