HET IS ZOO WONDERBAAR MET ONS

Het is zoo wonderbaar met ons
dat wij nooit gescheiden zijn,
al liggen steden tusschen ons
en lange dagen.

Het is zoo wonderbaar met ons
dat last niet drukt en scherpe pijn
keert tot stil behagen.

Het is zoo wonderbaar met ons
dat alle menschen deugen,
al wilden zij ons kwaad.

Zoetste schoone,
ik leef alleen om uw gelaat,
om liederen, die ons saam verheugen,
en om de zuivere tonen,
die gij, met blanke vingeren, uit mijn harte slaat.



117 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.