HET WAFELETERKE.

Heel alleen aan 't tafelke,
eet ons kindje een wafelke.
Hapt alhier een hoekske,
boter vlekt zijn doekske.
Gaapt en bijt alginder,
weer een putteke minder.
Dan in 't wilde, zeere, zeer,
altijd voort en altijd meer:
Wafel in zijn handekes,
wafel in zijn tandekes,
en zijn gretige oogskens gaan
naar het bord waar de ander staan.



148 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p.
159 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
212 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.
50 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
58 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.