KIND VAN MIJN LIEFDE.

Kind van mijn liefde,
schoone knaap;
bloeiende roze,
rood in slaap;
rustende sterkte,
komende kracht;
dageraad van mijn nacht!

Stijg nu, mijn ziel, op
melodij,
menschen en wereld
hoog voorbij;
draag waar de hemel
zont en start,
't kind van mijn liefde en hart!

Leven te geven:
menschentrots!
Eeuwigheid schenken:
fierheid Gods!
Straal in de glorie
van mijn lied:
Kindren van dichters
sterven niet!



146 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p.
157 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
210 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.