KUS MIJN HART OP MIJNEN MOND

Kus mijn hart op mijnen mond,
kus mijn bloeiend hartebloed,
dat ik, aadmend, elken stond
aan uw liefde denken moet.

Ach, wat heb ik aan het licht,
aan des hemels blauwe pracht,
als uw vriendlijk aangezicht
stralend mij niet tegenlacht?

Eer ik uwen dag begin,
eer mijn eigen avond zwart,
waaie uw zachte ziel er in,
liefste, kus mij mond en hart.



60 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.