LAAT LEED.

Die weeldedol zijn dag begost,
Wat weet hij van het end?
Het brood is duur, het leven kost
En de avond brengt ellend'.
En de avond brengt berouw;
En al wat hij verloor
Staat hem te voor
Gelijk een verre vrouw.
Een wichtje schrikt en schreiend nog
Zoekt moeders mond en kin.
Zij biedt haar borst met warmend zog,
En zoetjes slaapt het in.
Doch grijpt gij, oud, naar weelde weer
Die u heeft grootgebracht,
't Is ijl om u, en neer
Stort gij, verhongrend, in den nacht.



16 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.