NADERENDE VREDE

De Vrede is in de lucht. Zij dringt door alle wolken.
Straks komt de zon en kijkt en ziet en vindt de volken
Vernederd en verzoend.
De Vrede is in de lucht. Zij waait door alle straten;
Zij wil in ieder huis. Waarhenen met ons haten?
Ik zie een grond die groent.

Ik zie het leven langzaam bortlen uit de puinen
Totdat, in kracht van licht, een teederheid van kruinen
Zal ruischen om den rouw.
Wie voelt niet in zijn hart den boog des toorns ontspannen?
Wij hooren over aarde, na den stap der mannen,
Het zweven eener Vrouw.

Het is Degene die, na gruwnacht, in des oostens
Droef schemerrood verschijnt, daarzij den schat des troostens,
Den glimlach en den traan,
Niet overvloedig, maar vol eedle keur komt schenken,
Zoodat de lieden, die hun donker leed herdenken,
Half in de klaarte staan.

Het is Degene die de liefde doet beminnen.
Waar alles eindigt doet zij alles weer beginnen.
Zij is de vrucht der smart,
Daarom een zuivre vreugd. Zij is de zachtste zoetheid,
Een afglans op de wereld van de hoogste goedheid.
Zij is een geest vol hart.

O leeren wij, voor onze puinen, onze graven,
Elkander te verstaan, onszelven te beschaven,
In waarheid, niet in schijn.
O houden wij voor menschen al wie moeders kusten;
En laat niet onze dooden, die te zamen rusten,
Een stof tot haten zijn.

Hoor toch degene die de liefde doet beminnen.
De Vrede wil in huis. Laat binnen.



46 Vaderlandsche liederen, Volksuitgave, Anderlecht 1917, 48 p.
66 De Noodhoorn. Tweede uitgave, Tielt en Amsterdam 1927, 98 p.
75 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
90 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.