O LIEVE, DIE IK STEEDS MIJN VROUW MAG NOEMEN

O Lieve, die ik steeds mijn Vrouw mag noemen,
schouw blij in blauw gewelf:
nog bloeit de zon in harten en in bloemen
en in haar eeuwig zelf.

Nog bloeit de zon en zingt van groote dagen
en jaren om ons heen.
Hoe wij te zamen vreugd en leed gedragen,
weet zij, de hooge, alleen.

En zij blijft sterken, mocht het al begeven
wat menschelijk en aardsch;
verheffend onze levens tot haar leven
in liefde hemelwaarts.



64 Nagelaten Gedichten, Amsterdam (G. Van Soest) 1937, 95 p.