VLINDERIG VLEIERKE.

Vlinderig vleierke,
Bloem op den wind,
Lacherke, schreierke,
Schat van een kind,
Ai, 'k en vraag nog entwat nog entwie
Als ik je hoor en je zie.

Pluk maar de grasselkes,
Graaf in den grond,
Plets in de plasselkes,
Huppel er rond,
Vlieg, doch niet ver, niet te verre, mijn bie,
Dat ik je hoor en je zie.

Zit-je in een hoekje nu?
Achter een struik?
- Koekoek, wat zoek-je nu?
Piepertje duik!
Pak! Daar hangt ze meteen aan mijn knie,
Zot en gelukkig voor drie!



164 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
217 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.
56 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.