'T IS SCHOON TE STAAN.

't Is schoon te staan met broeders in 't veld,
Naast kampers een kamper, naast helden een held;
Al samen, schouder aan schouder geschoord,
Moedsiddrend te wachten op 't sein van het woord;
En dan, als het dondert, krachtig, luid,
Den rhythmus te gaan van dat kort: vooruit!
Met harten, hoofden, zwaarden hoog,
Een vlam in elk lemmer, een vlam in elk oog.
't Is schoon!... Doch te zijn in den krieuwlenden hoop
Der laffen, onvrij van stap, geen loop
En geen ruimte vóór u; links en rechts
Geschakeld aan veile wapenknechts
Uw sterkte te zien in een keten; ik
Door een ander, en iets door allen, o schrik!
Te droomen ook maar dat de breukband breekt...
Is dat geen ellende die armoe wreekt?



64 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.