ACH, DIE VAN UW VOLK 1)
Ach, die van uw volk moet scheiden,
Meen en matig uw verdriet,
Al die op uw bruiloft schreiden
Schreien op uw uitvaart niet.
Vaart gij slecht, die beter varen
Doen zoo gauw hun hand van u.
Vaart gij wel, die nijd vergaren
Schreeuwen moord en brand van u.
Vreedzaam, vóor hun vracht en voeder,
Trekken, rusten paard en os.
Menschen uit éen huis en moeder
Slaan zich van elkander los.
1) Volk: familie.
15 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.