ALS DEEZ' TIJDEN GROOT

O nacht van dagen waar, tot onderling verderven,
Zich rampgenoot in angst vastklampt aan rampgenoot,
Waar moord tot moorden dwingt en eedle volkren zwerven
Van hongersnood in vuur, van vuur in hongersnood!

Wat heb ik, voor die hoos van driften, menigwerven
Op éénen naam gehoopt die als deez' tijden groot:
Shakespeare! Mocht dan, kon dan de schoonste wereld sterven
Terwijl, ten derden male, een eeuw rouwt om uw dood?

Uw somberst scheppen toont noodlottigheid, geen schuldigen;
Het menschelijke en uw hart zijn diep gelijk de zee;
Bij storm slaan leed op leed in zwaar vermenigvuldigen.

Een Storm hebt gij gekeerd tot wonderklaren vree.
Straal', zongelijk, uw glans door 't wolkig wereldwee,
Zoodat ook Goethe's kroost uw zuivre kracht moog' huldigen.



24 De Noodhoorn. Vaderlandsche liederen, Utrecht 1916, 63 p.
18 De Noodhoorn. Tweede uitgave, Tielt en Amsterdam 1927, 98 p.
27 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
13 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.