ALS UW VROUW STERFT.
Als uw vrouw sterft op haar bed en uw kinderen uit zijn,
En gij alleen met den dood op uw hart;
Als haar lippen stom en haar oogen luid zijn
Van angst en smart;
En uw ziel ziet nog den schijn van vroeger vreugden,
Haar lichaam schoon, haar wezen kuisch,
Den groei van haar geest en den bloei van haar deugden
In vreedzaam huis;
Als dat al stort op uw moed en uw moed schier wankelt
Daar zelf lang ziek gij maar half zijt geheeld,
Als haast geen hoop door uw traan meer sprankelt,
En niemand deelt
In uw zwaardrukkende zorg en onmenschelijk lijden
Maar elk den vloek van uw woning vlucht;
O sta dan taai in 't geknel der tijden
En smoor den zucht
In uw keel. Kamp met uw lot en verdien nog dagen
Dat er blijdschap volge op uw wanhoopklagen.
35 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.