BERGSNEEUW.
En zijt gij sneeuw van breede bergenvlakte
lichtschittrend met een witten schijn van dood,
ik wou de zon zijn die u weekte en wakte
en leven wekte in uw dorren schoot.
Ik wou de zon zijn die u smolt en smakte
tot dat gij huilend van uw hoogte schoot,
de woeste bergkruin met u nederzakte
en duizend stillen stortten bij den stoot!....
O, 'k zie u diepten delven, diepten vollen,
verwijdend verder altijd verder slaan
en gaan, alvrij, waar alle vrijen gaan!
Ik zie u levend leven met u rollen;
en in het bed, daar gij zoo kalm in speelt,
dansdartelt trots mijn lachend zonnebeeld.
36 Ideaal. Een sonnettenkrans, Gent (A. Siffer) 1900, 60 p.
63 Uit zonnige jeugd, Amsterdam z.j. (1916), 75 p.
182 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.
36 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
40 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.