DE BLOEDRAAD
Slecht en verknecht
is der mensen gerecht.
Met open blik niet ziende,
met holle woorden luid,
wie nimmer zon verdiende,
deelt dood en kerker uit.
Ter Vierschaar over een volk van heiligen,
mee reddeloos rot gelijk de staat
dien zij beveiligen
moet, dewijl hij haar betaalt, slaat, slaat
een slaafse magistraat.
Gij, die in Vlaandren onder Franse zerken
voorgoed begraven ligt,
soldatendeugd, soldatenplicht,
in uwen naam de beulen werken.
Wie krimpt te Brussel in zijn troon,
Pilatus of Herodes?
's Lands kinderen
verhongeren. Wie ziet toe? Wie durft geen moord verhinderen,
laat kruisigen de beste' en wast zijn handen?
De koning is geen koning meer.
Hij liet zich roemen
vader des volks, held, vorst van plicht en eer.
Helaas! tot vuile bloemen
welken die namen af.
Gerechtigheid ligt in het graf.
O Vlaanderen, tot wanneer?
71 De Noodhoorn. Tweede uitgave, Tielt en Amsterdam 1927, 98 p.
80 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
94 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.
66 René De Clercq. Daar is maar één land.... Hasselt 1964, 76 p.