DE HEMEL EN DE HEIDE
De hemel en de heide
zijn avondgrauw.
Zij wachten beide,
hun treurnis en elkander trouw.
De halve maan heeft kroon noch straal.
Er pinkt geen ster.
Daar slaat een eerste nachtegaal,
en gij zijt ver.
148 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.