DE LOOVREN, DIE VOL DROPPEN HINGEN
De loovren, die vol droppen hingen,
zijn tintlend in den zonneschijn.
Nu zal ik zoo van liefde zingen
dat al mijn woorden zoenen zijn.
Omtoovren wil ik gouden tuinen,
waar schoongepaarde torens staan,
en wisselbeurtig uit de kruinen
bij dag de nachtegalen slaan.
De vreugden moet ik uit mij slingren,
zoo vol is 't mij van klank en kleur:
rijk als de tonen vóor uw vingren,
rood als de meidoorn vóor de deur.
162 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.
155 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.