DE HEMELEN STAAN GEWASSCHEN

De hemelen staan gewasschen.
De zon vaart op het hoogst.
Kom in mijn tranen mij verrassen,
mijn lust, mijn troost.

Ik heb gewacht veel dagen,
veel nachten zonder rust;
in schoonheid angst en leed gedragen.
Kom toch, mijn lust!

Ik ijl u tegen, trotsch u tegen,
mijn ้ene en all's!
Heil, trouwe, en dat de zon u zegen',
vrij, om mijn hals!



183 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.