DE VOLKEREN HOLLEN
De volkeren hollen in 't zwart gevecht,
de menschen, de menschen,
lijken daarbij zoo klein, zoo slecht.
Ze hebben geen God, ze hebben geen recht.
De volkeren dooden de menschen.
De kerken roepen: uw zegen, Heer;
de kristnen, de kristnen,
kussen hun kroost en grijpen 't geweer.
Zij vallen of vellen een broeder neer.
De kerken dooden de kristnen.
Vrede heet heilig, de vreedzame laf;
en kruisen, en sterren,
als blaren ten herfsttijd regenen ze af.
Een kruis op een borst, een kruis op een graf.
De aarde is zoo dof in de sterren.
11 De zware kroon. Verzen uit den oorlogstijd, Bussum 1915, 58 p.
97 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
10 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.
111 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.