DE ZWINGEL.

RoeF, roef!
De winter waait!
Roef, roef,
de zwingel draait!
Een krote plakt aan 't muurke
van 't witsneeuwde ovenbuurke.
Roef, roef,
de zwingel draait zo droef.

Roef, roef,
rep been en arm!
Roef, roef,
ons volk is arm!
Mijn vader heeft gezwingeld,
zijn hand met bloed gesingeld.
Roef, roef,
de zwingel draait zo droef.

Roef, roef!
Mijn vaders stem!
Roef, roef,
ik vlieg tot hem!
Mijn dode vader, vrede;
uw zoon verstaat uw bede.
Roef, roef,
de zwingel draait zo droef.



120 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p.
111 Natuur, St.-Martens-Latem (De Praetere) z.j. (1903), 128 p.
167 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p.
181 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
235 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.
56 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
24 René De Clercq. Daar is maar één land.... Hasselt 1964, 76 p.
64 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.