DRUKKENDE WERELD, DIE WIJ TARTEN

Drukkende wereld, die wij tarten,
bij nijd en haat
vol schijn van wijzen raad
en deugd en vroeden overleg,
Liefde, in laaie harten,
brandt u weg.

Liefde, ofschoon gebogen,
onder leed en last,
houdt vol en vast,
altijd, altijd,
zoolang de glans der oogen
der oogen glans verblijdt.

Liefde kent geen andren band
dan Liefde. Alleen zichzelf gevaarlijk
en wat zich tegen haar verzet,
verbreekt zij wonderbaarlijk
met zachte hand
de harde wet.

Ria mijn, uw lieve mond
heeft allen twijfel weggezoend.
Zie, hoe de kiem den taaien grond
doet barsten op en open.
Zie, hoe zij groeit en groent.
Groen is ons hopen.



60 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.