GEGROET, SMAL BOSCHJE.

Gegroet, smal boschje, beemd en beek,
Mijn bange, droeve, donkere streek!
Grauw' hoeve, molen, rood kruis op de lucht;
Gij dakjes onder den toren gevlucht!
De olmen vermolmen; de steenen op straat,
't Is of er in dagen geen mensch op gaat.
Stil de oosthoek, de westhoek, stil onze buurt.
Zijn de verwers daar nog? ls "de Valke" verhuurd?
Daar woonden mijn ouders, daar stierven bei.
Hun nacht was wake en hun dag karwei!
Moeder bleef langst, in haar talrijk gezin
Een arme, slavende koningin.
En toen zij ter rust gedragen werd
Steeg plots de nood om ons zorgeloos hert.
Het dorp scheen te klein, het huis te groot....
Ach, 't leven verdeelt en de liefde is dood!



32 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.