GELIJK DE BOOM.
Gelijk de boom
nabij den stroom,
diep wortelt echte liefde.
De zonne straalt:
in 't water daalt
een spiegelbeeld der liefde.
O beeld, o boom,
o levensstroom,
o liefde en liefdedroom!
Doch treurt en zucht
ge in najaarslucht,
o boom der echte liefde,
verduisterd is 't
en uitgewischt
dat speelsche beeld der liefde.
Doch treurt en zucht
ge in najaarslucht,
de lauwe liefde vlucht.
Geen schaduwschijn
mag liefde zijn,
of anders is 't geen liefde.
Maar vast en trouw
bij man en vrouw,
o dąt, o dąt is liefde!
Geen schaduwschijn
mag liefde zijn,
maar vast in vreugd en pijn.
188 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p.
203 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
264 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.