GELUKKIG WIE VOOR ALLEN TIJD
Gelukkig wie voor allen tijd zichzelf gegeven heeft
aan eene die hem eendre trouwe toe kan dragen,
die voelen kan één ziele zon van zijne dagen,
en sterven mag terwijl zijn liefde leeft.
Gelukkig wie voor allen tijd geen andre wereld weet
dan wat gebeurt in 't eene hart en in het andre,
dat is al eender, eender, of het al verandre,
en schoon, dat hij om licht den dag vergeet.
47 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.
169 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.