Hei! daar vliegen veel strooikens.

Zoolang de Mei zal tronen
Zoolang is 't bloementijd.
Daar bloeien nog veel schoonen
Die niemand heeft gevrijd.
Sa jongens, kiest,
Eer 't sneeuwt en vriest,
Maar kruipt niet te gauw in uw kooikens!

Hei! daar vliegen veel strooikens
Als de vogel zijn nestje bouwt,
Hei! daar vliegen veel strooikens
In het hout!

Rein Rozeken, mijn eerste
Wou loopen met mijn hand.
Blauwe oogen, allerteerste!...
Ach, 'k liet haar in den brand.
Mooi Bella leek
De Leyestreek
Met haar als geurende hooikens.

Hei! daar vliegen veel strooikens
Als de vogel zijn nestje bouwt,
Hei! daar vliegen veel strooikens
In het hout!

Mooi Bella trouwde Sander
En sloot voor mij de poort.
Een donkere was mijn ander
Ach, zwicht u van dit soort.
Dat kust u als
Een katje valsch
Dat bijt en dat prikt als de vlooikens.

Hei! daar vliegen veel strooikens
Als de vogel zijn nestje bouwt,
Hei! daar vliegen veel strooikens
In het hout!

Een beeldrig kind was Sietje
Een kleine lieve vrouw.
Wat borg dat deugenietje
Al knepen in haar mouw!
Doch heerlijk was
Haar kroon van vlas,
Haar muts met linten en plooikens!

Hei! daar vliegen veel strooikens,
Als de vogel zijn nestje bouwt,
Hei! daar vliegen veel strooikens
In het hout!

Mij plaagde dan een rijke
Een oude koude Trees.
"Loop, hang met uws gelijke"
Zei 'k eindelijk, als ze kreesch.
Wat bruit mij al
Uw vee op stal?
Uw veulens, uw ossen, uw ooikens!

Hei! daar vliegen veel strooikens
Als een vogel zijn nestje bouwt,
Hei! daar vliegen veel strooikens,
In het hout.

Men vrijt wel vele vrouwen
Doch ééne wordt de bruid.
Te zomer zal ik trouwen
Dan staan de rozen uit.
't Geluk des echts
Dat kost me slechts
Wat vrijheid... boven de fooikens.

Hei! daar vliegen veel strooikens
Als de vogel zijn nestje bouwt.
Hei! daar vliegen veel strooikens,
Eer... het houdt!


Onuitgegeven gedicht, komt uit kladblad van zijn bureau