HET HOUT WORDT GROEN, HET HOUT WORDT LUID
Het hout wordt groen, het hout wordt luid.
De vogels slaan er bloesems uit
door algeweldig zingen.
Er zit een vogel op mijn hart.
Hij slaat, hij slaat, hij slaat zoo hard:
't kan elke stonde springen.
En als mijn harte springen moet,
het zal een bloeien zijn van bloed.
74 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.