HET WATER GLANST VOL VUUR EN GOUD

Het water glanst vol vuur en goud.
Vol goud en vuur staat elke stad.
En ik keer weder tot mijn schat.

Die mij haar armen openhoudt,
die mij doorsiddert met haar zoen
zal alle vreugden opendoen.

De steden vliên, de stroomen vliên.
Ik zal haar oogen, haar oogen zien!



105 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.