HET ZIJN GEEN JONGENS.
HET zijn geen jongens, de studenten!
Hun kleurig petje zit hun puik;
Hun baardje krolt, hun haar hangt sluik;
Een kleine bierton is hun buik!
Het zijn geen jongens, de studenten!
Maar heele venten!
Het zijn geen jongens, de studenten!
En rooken ze uit hun lange pijp,
Met een gezicht van vogelgrijp,
De groene zelve zijn al rijp.
Het zijn geen jongens, de studenten!
Maar heele venten!
Het zijn geen jongens, de studenten!
Zoo was het gister, zoo vandaag:
Een goede mond, een goede maag!
Eten en drinken doen ze graag.
Het zijn geen jongens, de studenten,
Maar heele venten!
Het zijn geen jongens, de studenten!
Geen codex stoort hun republiek,
Geen hygiena maakt hen ziek,
Geen wijsheid kort hun geesteswiek!
Het zijn geen jongens, de studenten!
Maar heele venten!
Het zijn geen jongens, de studenten!
Ze zijn zoo week, ze zijn zoo warm.
Neem geen soldaat, neem geen gendarm,
Neem, meisje, een onzer bij den arm!
Het zijn geen jongens, de studenten,
Maar heele venten!
32 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille)