HOORT GIJ DEN EIK?
Hoort gij den eik, o blode bomen?
Hij ruist daar, zwaar en zwart!
Hij droomt zijn donkere dromen,
de boom van mijn hart!
Zijn stam is rond, zijn kruin nog ronder,
zijn schors is ruw en hard.
Hij plooit noch boven noch onder,
de boom van mijn hart!
Waai stout, mijn eik, alover 't blode,
uw hoge vreugd en smart,
gij levende onder de dode',
gij, boom van mijn hart!
Het ruist te nacht door mijne ziele,
wanneer gij zingt en sart.
Val op mijn hoofd als ik kniele,
o boom van mijn hart!
61 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p.
98 Natuur, St.-Martens-Latem (De Praetere) z.j. (1903), 128 p.
114 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p.
124 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
129 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.
37 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
15 René De Clercq. Daar is maar één land.... Hasselt 1964, 76 p.
41 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.