IK HOORDE MIJNE ZIELE GROEIEN
Ik hoorde mijne ziele groeien,
te nacht, te nacht.
Dat was een spruiten, was een bloeien,
Dat zong zoo zacht.
Ik hoorde mijne ziele groeien,
te nacht, te nacht.
Dat werd een ruischen, werd een loeien,
een storm van kracht.
Ik had geen leed, ik had geen zorgen,
te nacht, te nacht.
Toen ik ontwaakte heeft de morgen
dit lied gebracht.
64 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.
172 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
192 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.