KLEINE JACHT.

Roodpioeneken en Blauwoogje
Jagen de vinkjes in het groen.
Roodpioeneken spant zijn boogje,
Schoon Blauwoogje ziet hem doen.
Vogeltjen ijl,
Vlug is de pijl,
Kort is de vreugd en 't zoet verwijl.

Durft te roeren een vlerk of veder,
Wikkel uw staartje, keer uw kop;
Roodpioeneken velt u neder,
Schoon Blauwoogje raapt u op.
Vogeltjen ijl,
Vlug is de pijl,
Kort is de vreugd en 't zoet verwijl.

Ach, maar moest er een schot u raken,
Zingende pluimpje, vielt ge dood;
Roodpioeneken, wit van kaken,
Meed Blauwoogje deerlijk rood.
Vogeltjen ijl,
Vlug is de pijl,
Kort is de vreugd en 't zoet verwijl,

Vaak verlokken ons hooge wenschen;
Laat ze vervuld, genot wordt smart.
Kleine kinderen, groote menschen,
Schiet uw heil niet raak in 't hart.
Vogeltjen ijl,
Vlug is de pijl,
Kort is de vreugd en 't zoet verwijl.




165 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
218 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.