KOM BIJ, MENSCH.
Kom bij, mensch, door den mensch verduwd,
Gegroet van ver en nog verder geschuwd.
Gij wroeter, donkere, niemandsvriend,
Gebeenderd machien die machienen dient,
Kom bij met uw voet die den omweg zoekt,
Uw bitteren mond die om voedsel vloekt,
Uw armen die hangen, uw vuist als een knods,
Uw kracht van stier, uw geduld van rots -
Kom bij! Geen heerlijk handgebaar,
Geen gloed in een kleur, geen klank op een snaar,
Noch lichaamslijnen, noch oogenglans,
Noch kunst noch schoonheid leer ik u thans.
En ook geen lied!.. Ik leer u den schreeuw
Van den hongrigen dorstigen razenden leeuw,
Die den schrik verspreidt en de wildernis
In het oord waar de weelde der wereld is.
73 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.
81 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
94 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.