KOM NIET ONDER HOOGE BOOMEN
Kom niet onder hooge boomen
Die klein zijt en niet groeien kunt,
Wien alleen een haastig droomen
Een ontrouw denken is gegund.
Zoo wie loopt op losse voeten
Heeft lichten last van hart en hoofd.
Taaigewrongen wortlen moeten
Hem binden die in kracht gelooft.
Zie, de boomen ruischen, leven,
Slaan streng hun zware schoonheid uit.
Blijf daar weg, zoo gij maar even
Wat lispelspeelt met half geluid.
Heilig zijn de sterke stroomen,
Een hart dat scheurt, een pijn die gilt....
Kom niet onder hooge boomen,
Kleintrotsche, die niet lijden wilt.
54 De Noodhoorn. Vaderlandsche liederen, Utrecht 1916, 63 p.
45 De Noodhoorn. Tweede uitgave, Tielt en Amsterdam 1927, 98 p.
54 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
39 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.