KUIPERTJEN KUIPT.
Ton, ton... Een glaasje bier;
kuipertjen is hier!
kuipertjen kuipt
een vat-vat-vat;
zuipertjen zuipt
zich zat.
Ton, ton... De duigen net
nevens een gezet!
kuipertjen kuipt
een vat-vat-vat;
zuipertjen zuipt
zich zat.
Ton, ton... Het gat er in!
buiten dicht en bin'!
kuipertjen kuipt
een vat-vat-vat;
kuipertjen zuipt
zich zat.
Ton, ton... Een band er op!
kloppe-kloppe-klop.
kuipertjen kuipt
een vat-vat-vat;
kuipertjen zuipt
zich zat.
Ton, ton... Draai op de kraan!
kuipertjen heeft gedaan.
kuipertjen kuipt
een vat-vat-vat;
zuipertjen zuipt
zich zat.
84 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p.
93 Natuur, St.-Martens-Latem (De Praetere) z.j. (1903), 128 p.
198 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p.
213 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
276 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.