MIJN LICHAAM VIEL
Mijn lichaam viel.
Mijn hart brak zonder zeer.
Ik vind mijzelf niet meer.
Waar is mijn ziel?
Hoog, hoog,
waar nimmer stervling vloog
vat ik den zuivren boog...
God, zalig of verniel.
41 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.