MIJN ZOETE, DIE BIJ 'T AFSCHEID WEENT

Mijn zoete, die bij 't afscheid weent en wuift en wenkt,
mijn hart vaart met u mee op al uw levensbanen.
Mijn hart vaart met u mee, mijn oogen, mijne tranen,
en 't schoon geluk dat gij mij wederbrengt.

Ik zal u nooit, nooit, nooit vergeten,
houd vast uw teedere hand, uw zuivere ziel voorgoed'!
God, die in tranen licht, alleen kan weten
wat hemel in 't gemoed,
van zegening doorblauwd, ons eeuwig blijven moet.



189 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.