MOEDER VLAANDEREN
Vlaanderen, die mijn moeder lijkt
en zijt voortaan,
mijn ogen hebben naar u gebrand,
mijn armen hebben naar u gereikt,
ik heb u thans, mijn volk, mijn land,
voel vroom mijn hart op uw harte slaan.
Kent gij mij nog? Ik ben uw zoon,
belâan als gij met schimp en hoon,
beroofd van brood en recht.
Kent gij mij nog? Zo zeg het dan,
dat al de wereld het horen kan,
of gij mij eerloos acht en slecht...
Uw hand ligt op mijn gloeiend hoofd.
God zij geloofd.
Algoede, zachtste, teerste Vrouw,
ook in den vreemde was ik trouw
aan uwe liefde en angstig om uw angst.
Wat droeg ik, dag en nacht, met grote wensen
naar uwen grond en mensen
een schoon verlangst!
Thans heb ik u, ben thuis, ben goed,
en al mijn trots en overmoed
breekt in een klaren traan,
smelt voor uw blijden groet.
Vlaandren, die voortaan
mijn moeder zijt,
zegen mijnen stap, zegen mijnen strijd!
En gij, die mijn geloof belijdt,
broeders, volgt uw vaan!
38 Vaderlandsche liederen, Volksuitgave, Anderlecht 1917, 48 p.
54 De Noodhoorn. Tweede uitgave, Tielt en Amsterdam 1927, 98 p.
63 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
69 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.
56 René De Clercq. Daar is maar één land.... Hasselt 1964, 76 p.