NAAR FRANKRIJK.

Rijst te land de ellende,
Brandt de zon het hoogst,
Frankrijk binnen tiegt de bende
Om den gouden oogst.
Hun dorpje niet, hun Vlaanderen niet,
Maar de armoe zijn ze beu.
Een moedig lied, een laatste lied!
Dan, moederken, adieu!

't Gaat er op een snijden.
Honger scherpt de zeis.
Dubbel loon vraagt dubbel lijden,
Rust bij werk noch reis.
Het sloven niet, het slaven niet,
Maar de armoe zijn ze beu.
Een moedig lied, een laatste lied!
Dan, moederken, adieu!

Moest er één bezwijken,
God is daar ook thuis.
Bij den Heer zijn de armen rijken!
Moeder, kom, een kruis.
Hun liefde niet, hun leven niet,
Maar de armoe zijn ze beu.
Een droevig lied is 't laatste lied!
Oud moederken, adieu!



175 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p.
189 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
243 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.