OP DRABBIGEN BODEM.

Op drabbigen bodem wankt een paleis.
De gevel is mooi, het dak naar den eisch,
En fraai zijn de toppen der torens. Doch
Beneden gebruikte de bouwheer bedrog:
De grondvesten kunnen 't niet houden. Welhaast,
Als water het beukt of een wervelwind blaast,
Ontstelt het en stort als een poppenhuis
Tot balken, splinters, en schoppen gruis.
O broeders, die boven het zinkend puin
Een bouw wilt verheffen van blijvend arduin,
Wat baten uw zuilen, wat boog op boog,
Wat koepels opbarmende hemelhoog,
Als de laagste lagen, ondiep, onvast,
Wegdaveren met hun pralenden last?
Paleis noch tempel noch troon zal staan,
Zoolang er daaronder van honger vergaan.



46 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.
80 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
89 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.