SCHELD KWIJT VÓOR BEROUW.
Scheld kwijt, vóor berouw,
Uw feilbaren broeder,
Het kwetsend kwaad,
Eer ge uw kind om uw vrouw
Om uw zonen hun moeder
Uzelf om uzelven haat.
Niet mijn eigen schuld,
Al zwaarder en zwaarder,
Verdonkert mijn ziel,
Maar het weinig geduld
In 't oprichten, waar der
Een kranke, kruisdragend, viel.
Voor vreugd is mijn wensch
Stom. Lijdend te streven
Zij heel mijn bestaan!
En late de mensch
Mij zooveel vergeven
Als ik, mateloos, heb misdaan.
20 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.