TOON, LIEVE, MIJ UW SCHOON GELAAT

Toon, lieve, mij uw schoon gelaat
als 't goud dat in den morgen staat.
De dag wordt lijk het hart hem trekt.
Hem tegen, hoog en opgewekt;
zoo volgt hij, in zijn trouwen loop,
de sterke spiegelen onzer hoop.
Uw hand, uw hand, mijn schrijdend lief!
De hemel groeit tot ons gerief.



46 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.