TUSSEN NACHT EN DAG
Tussen nacht en dag stond ik op hoge duin
en zocht de zon.
De zee, diep achter mij,
sloeg schuim uit wateren grauw en bruin,
en woeste wolken schoven over en voorbij.
Ik zocht de zon, die branden moest
de wolken weg en weg mijn wee,
zodat ik mee
ter hoogte van haar hoofd
mijn hoofd verheffen kon.
Doch 't licht kwam zonder zon.
De lucht bleef woest
en woest de zee.
Ik daalde van de duin en heb de zorg geloofd.
81 Nagelaten Gedichten, Amsterdam (G. Van Soest) 1937, 95 p.
166 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.
74 René De Clercq. Daar is maar één land.... Hasselt 1964, 76 p.