UW BLIK IS MIJ GEBLEVEN
Uw blik is mij gebleven,
langer dan glans, langer dan roem,
in mijn bewogen leven
gelijk een klare bloem.
Uw blik staat stralend open,
gaat het mij goed, gaat het mij kwaad.
Dies kan ik wonder hopen
als alles tegenslaat.
Wat of het grauw mij griefde?
treedt op mijn hart, trapt op mijn eer?
Uw blik is louter liefde.
Wat kan de hemel meer?
12 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.