VAN EEN SCHRALEN GRASKANT.
Van een schralen graskant tuurt een koe
In een veie weide, betuind en toe.
Daar liggen haar zusters, verzadigd, verwend,
In het voethooge gras waar een kalf door rent.
Zij loeit, zij zucht, wijl een duistere traan
Op den gretigen glans van haar oog komt staan.
"Loei zacht, gebonden beest, loei zacht:
Het vette vee wordt het eerst geslacht!"
Wij, menschen, waar de eene in overvloed
Zich mest op des anderen pover bloed,
Waar de honger zich dwaas op de weelde ziet,
Wij hebben dien somberen troost nog niet.
Want, lijdt de wereld alweer geweld
Om rooversroem en rooversgeld,
De krijgstrom roffelt: Broeders, goe-nacht!
Het arme volk wordt het eerst geslacht!
43 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.