VERGAAN IN ONS.

Vergaan in ons de vromende geest
Der witte begijntjes op Grootjuffers feest;
Die daar trippen, gedoekt, jong vrouw, oud kind,
Uit hun huisje op het hof in den zonnigen wind;
Bij flapperwappervlagjes, licht en eêl,
Reinblank, bleekblauw, gloorpauselijk geel;
Bij kransjes, kroontjes, klimmend festoen,
Papieren lantaarnen, vaantjes en groen,
Pitlampjes in rijen, langs venster en deur,
En, reilde in een raampjen een zieke maseur,
Met een rimpelgezichtje stil-wit-frisch,
Kleinheilig en veilig - een beeld in een nis!
Dat levenloos leven, één licht, geen galm,
Die lachjes, die groetjes, zoo kil, zoo kalm,
Dat bibberend babbel- en bidgegons,
Al glimmetjes, schimmetjes, dood voor ons.



6o Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.