VOLHEID.
Ver de boot. De vonken,
Die na 't waterbreken
Molens goud geleken
Zijn tot zuil bezonken;
En op zacht gewelf
Kringt de zon haarzelf,
Stralend steeds maar droever.
Gij, langsheen den oever
Dragend zongedachten
Die naar volheid trachten,
Dichter, voel uw droom
Rijzen in den stroom.
76 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.