VOORLUIDERKENS DER KLARE DAGEN
Voorluiderkens der klare dagen,
witte klokjes,
zijt gij daar?
Zoo wiegt en waait, met kleine schokjes,
om blijde maar
door liefdeland te dragen.
Uw wekken is zoo vroom en vreemd,
dat niemand uwe stem verneemt,
tenzij degene
die, in blank gemoed,
al lang den galm vermoedt.
Dies, klokjes, laat
het wonder zoo geschieden,
dat slechts ééne
ééne raadt,
wat of uw luiden mag bedieden
en medewil waarhenen
mijn hart ter feeste gaat.
65 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.
147 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.