VORSTENLIED.
De trommels slaan,
De troepen staan;
De kinders brengen bloemen aan.
Wie staat er stom, wie kan er zwijgen,
Als Vorst, Vorstin en Prinsjes nijgen,
Vóór 't blijde feestgeruisch?
Geen welkom of het wacht op U,
Geen woning of zij vlagt voor U,
Geen kindje of het lacht op U!
Heil, heil het Vorstlijk Huis!
Met vroo gebaar
Beweegt de schaar
Om 't groote Vorstlijk Paar.
Alsof één vreugd àl hart vervulde,
Ontstijgt een luide jubelhulde
Het drommend dranggedruisch...
Geen welkom of het wacht op U,
Geen woning of zij vlagt voor U,
Geen kindje of het lacht op U!
Heil, heil het Vorstlijk Huis!
Vorst Albrecht met
Elisabeth,
Nazeegnend ruischt een stil gebed:
God zegene U met jeugd en jaren,
En blijve uw heerlijk kroost bewaren
Van ramp en drukkend kruis!
Geen welkom of het wacht op U,
Geen woning of zij vlagt voor U,
Geen kindje of het lacht op U!
Heil, heil het Vorstlijk Huis!
Dicht en Proza blz 373 derde uitgave 1914
Nederlandsch Leesboek voor Lager Normaalonderwijs,
Middelbare Scholen en Athenea.
Door M. Brants en O. Van Hauwaert.