AL DE LIEDREN DIE IK KEN Al de liedren die ik ken troosten niet als ik krank en treurig ben om dat ééne, ééne lied. Ach, dat ééne, ééne lied, dat ik hoog vermoed, en mijn hemel soms doorschiet als een ster die bloedt. 32 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p. 167 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.